zaterdag 30 mei 2015

Overzicht van de verschillende Lean termen

5S: een gestructureerde manier om een veilige, schone en efficiënte werkplek of werkomgeving te bewerkstelligen. De werkwijze bestaat uit 5 stappen, die allemaal met een S beginnen.
5x waarom : een vraag-antwoord techniek om de oorzaak-gevolg relaties in kaart te brengen van het onderliggende probleem
8 vormen van verspilling: een categorisering van activiteiten die geen waarde toevoegen voor de klant of niet op de beste manier worden gedaan.
A3 (management): Letterlijk verwijst A3 naar het papierformaat. In kaart brengen van het probleem, analyse, verbetervoorstel en plan tot uitvoering op 1 blad papier.
Andon: Afwijkingen direct zichtbaar maken
Continu verbeteren: Continu verbeteren is de motivatie voor het toepassen van de verschillende technieken
Eigenaarschap: een medewerker stelt zich op als eigenaar van zijn eigen werk en neemt hiervoor de verantwoordelijkheid
Flow:  is (als een vloeistof) door het proces stromend, rustig en gelijkmatig. Er is balans in de omvang van werkzaamheden en in de werkdruk.
Gemba: werkvloer
Genchi Genbutsu. Genchi laat zich vertalen als “de plek”, Genbutsu als “de middelen”. Als begrip verwijst het naar het gedrag om steeds te kijken op de plek waar de waarde wordt gecreëerd om te begrijpen hoe en waarom zaken gaan zoals ze gaan.
Going to the gemba: Zie Genchi Genbutsu
Grondoorzaken: zie kernoorzaken
Hoshin Kanri: zie Policy Deployment
Jidoka : ingebouwde kwaliteit. Het proces stopt zichzelf om een afwijking in kwaliteit te voorkomen
Lean: een managementfilosofie die tot doel heeft alle processen zodanig te laten functioneren dat voor klanten de waarde wordt gemaximaliseerd door verspillingen te elimineren. Binnen Lean staat de klant centraal en Lean berust op drie pijlers: cultuur, principes en technieken.
Leiderschap: medewerkers coachen en ondersteunen.
Alternatief voorstel: zorgen dat de medewerkers hun werk zo goed en gemakkelijk mogelijk kunnen uitvoeren en geven ondersteuning bij het continu verbeteren van de werkprocessen
Leren door doen: zo snel mogelijk proberen van verbeteringen, zodat geleerd wordt hoe te verbeteren
Leren zien: cultuuraspect; medewerkers moeten leren zien wat verbeterd moet worden
Kaikaku: doorbraak Kaizen
Kaizen: veranderen (kai) ten goede (zen), continu in kleine stappen verbeteren.
Kanban: een visuele trigger die van het eind naar het begin in het proces aangeeft dat er moet worden geproduceerd.
Kano model: een model waarmee klanttevredenheid in kaart gebracht wordt. Het uitgangspunt is wat een klant expliciet en impliciet verwacht en hoe hij zal reageren als verwachtingen niet worden waargemaakt.
Kernoorzaak: de daadwerkelijke oorzaak van een probleem en niet een symptoom
Klant: bepaalt wat waarde toevoegt in een proces en staat daarmee centraal binnen Lean
Muda; zie 8 vormen van verspilling
Mura: de klantvraag is niet in balans of medewerkers brengen zelf variatie in de productie aan waardoor een ‘hollen of stilstaan’ effect ontstaat.
Muri: er wordt meer van de medewerker of machine gevraagd dan mogelijk of wenselijk is, waardoor er sprake is van een onevenredig zware belasting. Hierdoor raken zowel mensen als systemen overbelast, met uitval tot gevolg.
Noodzakelijk: Sommige stappen zijn waardeloos in de ogen van de klant, maar tochnoodzakelijk omdat ze wettelijk vereist zijn, of protocollair verplicht, of omdat je anders failliet zou gaan.
one-piece-flow: een-voor-een bewerking van een product of dienst
Pareto: 80% van de problemen wordt door 20% van de oorzaken veroorzaakt.
PDCA-cyclus: Kwaliteitscyclus van W. Edwards Deming; plan-do-check-act
Perfectie (Streven naar):  Het principe perfectie houdt in dat iedereen in een organisatie vanuit de houding dat de klantwaarde altijd verhoogd kan worden met een kritische blik naar het proces kijkt, en bijdraagt aan verbeteringen.
poka yoke: Dusdanig inrichten van een proces of systeem dat het niet fout kan gaan.
Policy Deployment: Het vertalen van bedrijfsdoelstellingen in concrete doelstellingen voor de verschillende lagen in de organisatie
Prestatiemanagement: gericht op het bereiken van vooraf afgesproken waardes van de KPI’s of key performance indicators
Pull: Het proces wordt gestuurd door de vraag van de klant, in plaats van het aanbod van de leverancier. Deklant trekt het product door het proces, in plaats van dat de leverancier duwt. Pull productie helpt dat precies op het juiste moment wordt geproduceerd.
SIPOC analyse: techniek om het proces in kaart te brengen: Supplier-Input-Process-Output-Customer
Spaghettidiagram: In kaart brengen van de bewegingen van een medewerker of informatiestroom.
Standaard: de best bekende manier van werken op dit moment.
Takttijd: de hoeveelheid producten die moet worden gemaakt, gedeeld door de daarvoor beschikbare tijd.
Toyota Production System (TPS):  Het systeem als geheel heeft het karakter van een managementfilosofie. Het bestaat uit verschillende, samenhangende elementen: de houding waarmee werkzaamheden worden uitgevoerd, verschillende technieken die worden ingezet om de processen te verbeteren, en een uit principes bestaand verbetersysteem.
Verbeterbord: bord waarop medewerkers verbeteringen voor het proces aangeven.
Verspilling: activiteiten die geen waarde toevoegen
Verspillingen elimineren: Processen inrichten zodat overbodige (niet waarde toevoegende activiteiten) uit het proces worden gehaald
Visgraatdiagram: techniek die ondersteunt bij zoeken naar oorzaken die kunnen zijn ontstaan vanuit mens, materiaal, methode, machine.
Visueel management: met behulp van visuele middelen doelen en prestaties inzichtelijk maken.
Waarde: Een activiteit waar deklanttijd of geld voor over heeft.
Waardeloos: Een activiteit die geen waarde toevoegt, omdat geen klant er iets voor over heeft
Waardestroom: De waardestroom is een beschrijving van het proces dat producten of diensten realiseert die waardevol zijn voor de klant.
Waardestroomanalyse: Een techniek waarmee aangegeven wordt hoe de waarde door het proces stroomt: welke stappen creëren waarde voor deklanten welke niet.
Waardevol: zie waarde
Ware noorden: het vaste oriëntatiepunt om bij veranderingen op af te koersen. Het ware noorden geeft voor de organisatie de richting aan.
Waste walk: In een organisatie op zoek gaan naar de 8 vormen van verspilling.
Werkvloer: Het begrip werkvloer verwijst naar de fysieke locatie waar waarde voor de klant wordt gecreëerd.
Door: http://trainingenlean.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten